top of page
Tentoonstelling in het Atrium Den Haag

SOEP STORIES EXPOSITIE

VERHALEN VAN VRIJHEID

Jaarlijks vindt de foto-expositie Soep Stories plaats. Zo ook in 2025. In deze bijzondere expositie maakte je kennis met acht 80-jarige Hagenaars, één uit elk stadsdeel, gefotografeerd aan hun eigen eettafel. Deze generatie, geboren in of net voor het jaar van de bevrijding, deelde hun persoonlijke verhalen over vrijheid. 

 

Vragen als: Wat betekent vrijheid voor de eerste generatie die in vrijheid opgroeide? Verandert je kijk op vrijheid als je tachtig jaar bent? Staan we genoeg stil bij de vrijheden in ons leven? En hoe vaak vragen we naar het gevoel van vrijheid van een ander? stonden centraal. 

 

​De Soep Stories foto-expositie was voorafgaand aan 5 mei gratis te bezoeken in het Atrium van het Stadhuis.

Portretten fotograaf Anne Reitsma | Interviews Marijn Pot (Haagse Schatten)

SOEP STORIES

496A7123-Anne Reitsma Fotografie-20250318.jpg

FLORUS WIJSENBEEK

Ik las de titel Soep stories en dacht meteen aan ons familieverhaal. Mijn oudste broer had het op zijn sterfbed nog over dat ene pannetje soep. In de hongerwinter moest hij, als klein jongetje uit Marlot, eten halen bij de gaarkeuken. Iedereen deed dat toen, want brandstof om op te koken was er niet. Toen hij zijn pannetje gevuld had, sloeg er een V2 raket in. De halve buurt was beschadigd, maar ook het soeppannetje viel en daarmee was ons eten weg. Een traumatische ervaring in de hongerwinter. 

 

Ik ken alleen de verhalen, want zelf lag ik toen natuurlijk nog in de wieg - die trouwens vol lag met glas door diezelfde explosie. Een gevoel van onvrijheid heb ik als kind van de bevrijding nooit gekend. Maar ik heb het om me heen gezien. We groeiden op met de oorlog in ons kielzog. Zeuren over eten dat we niet lustten deden we niet. Er was tenminste te eten en we kenden de verhalen. 

 

Mijn vader, die in 1941 als gemeenteambtenaar werd ontslagen omdat hij Joods was, zat in de oorlog in Westerbork. Hij schreef naar mijn moeder: ‘We krijgen hier redelijk te eten.’ Zij las dat en dacht ‘Wij niet! Moeten we dan ook maar naar Westerbork gaan?’ Dat heeft ze gelukkig niet gedaan.

 

Vrijheid is niet steeds op je hoede hoeven zijn. Ik leerde dat toen ik in 1963 met mijn neef familie in Israël bezocht. We zaten in de bus toen er plots op ons geschoten werd. Mijn Nederlandse neef en ik bleven verbaasd zitten, terwijl onze Israëlische familie al op de vloer van de bus lag en direct dekking zocht. Zij wisten hoe gevaarlijk het is, ze zijn in constante staat van alertheid. Wij hebben daar geen idee van. En laten we dat alsjeblieft zo houden. Want wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven is meer dan ooit aan de orde. 

496A7730-Anne Reitsma Fotografie-20250319.jpg

EDITH DE GILDE

‘Vliegtuigen van de Royal Air Force zwenken over de stad. Ook over het ziekenhuis Westeinde. Dokters en verpleegsters jubelen het uit. Plotseling klinkt geschrei: een heel klein stemmetje, een heel klein mensje is meer op deze wereld die opeens weer levenswaarde krijgt. 3 mei 1945. Edith’s geboorte na vijf jaar vreselijke, mensonterende strijd, geboren in vrede. Moge jouw leven geen oorlog kennen, kleine meid!’

Die woorden schreef mijn moeder in het familiealbum, naast het rood-wit-blauwe vlaggetje dat aan mijn wiegje hing. Geboren in het jaar van de vrijheid – dat is iets wat je bijblijft. Mijn generatie had geluk. We groeiden op in een tijd van wederopbouw, met kansen die de generatie onder ons niet gekregen heeft. Wij weten dat het ook anders kan en dat vrijheid niet vanzelf komt. 

 

Die kansen waren trouwens niet voor iedereen gelijk hoor. Een paar honderd meter verder van de buurt waar ik opgroeide en het leven zag er compleet anders uit. Daar werden de arbeiderskinderen op school nog gescheiden van de anderen en kregen zij niet de scholing die ze verdienden. En vandaag de dag? Nog steeds bepalen achternamen en achtergronden te vaak je toekomst. Hoe kán dat nog?

Voor mij is vrijheid: kunnen zijn wie je bent en anderen hetzelfde gunnen. Vooral dat laatste lijkt een van de euvels nu. Iedereen leeft in zijn eigen bubbel, met het hoofd in een scherm. Maar vrijheid vraagt om ruimte voor elkaar.

 

Ik kan me geen tijd herinneren die ik griezeliger vond dan deze tijd. En door de constante informatievoorziening staan we er met de neus bovenop. De dreiging voelt dichterbij.

 

Toch, als ik na het lezen van de krant naar buiten stap, denk ik: ‘Ik kan hier vrijuit lopen, zonder dat er elk moment een alarm afgaat en ik moet zien dat ik onderkom. Dat is niet vanzelfsprekend.’

496A7640-Anne Reitsma Fotografie-20250319.jpg

SHOKRY SADIK

Vrijheid vóelt anders dan oorlogstijd. Het is een rust die ik nu ken, maar niet altijd heb gekend. Ik ben opgegroeid in Egypte, waar ik de oorlog met eigen ogen heb gezien. We waren onrustig en bang. We moesten de ramen blinderen om het licht binnen te houden. ’s Avonds, ’s nachts en ’s ochtends loeide het alarm.

 

In 1975 kwam ik naar Nederland. Twee van mijn broers studeerden hier al. Eerst woonde ik in Amsterdam, bij een oudere Nederlandse familie. Ik noemde ze ‘baba en mama’. Van hen leerde ik over de Nederlandse cultuur, hoe ik me kon aanpassen. Later verhuisde ik met mijn vrouw naar Den Haag, waar mijn kinderen zijn geboren.

 

Hun jeugd is zo anders dan de mijne in Egypte. Geen angst, geen sirenes, geen verduisterde ramen. Ik zie hoe vredestijd goed is voor ons en onze kinderen. Ze gaan uit met vrienden en ik hoef niet bang te zijn. Ze groeiden op in vrijheid, konden studeren en zij leven zonder dreiging. Wij kwamen hier als een Egyptische familie, maar mijn kinderen zijn echte Nederlanders geworden.

 

Toen wij hier kwamen, kregen we een warm welkom. Mijn vrouw werd op de markt geholpen door iedereen. Mensen stonden open voor elkaar. We hoorden dat mensen hier ook moe waren van de Tweede Wereldoorlog. Iedereen wilde rustig leven in vrede. 


En nu begint het weer spannend te worden. Iedereen voelt dat wel, de onrust. Je kunt niet meer zeggen we wonen in Nederland en hier is niets aan de hand. Ik begrijp de politiek wel een beetje. Er zijn nu zoveel mensen uit andere landen, en niet iedereen past zich meer aan. De samenleving voelt harder. Maar we moeten de vrede meer waarderen. We hebben meer vrede nodig op de wereld.

496A7792-Verbeterd-NR-Anne Reitsma Fotografie-20250321.jpg

WIL VAN DER HEIJDEN

Ik ben vernoemd naar Wilhelmina, onze koningin in oorlogstijd. Een vaderlandslievende actie van mijn ouders. Zij zijn getrouwd in de oorlog en mijn vader heeft ondergedoken gezeten. In de loze ruimte boven de schuifdeuren van de kamer en suite. Wat ik ook weet is dat hij in de Hongerwinter zijn postzegelverzameling verhandelde voor een bontjas, die hij bij zijn zoektocht naar voedsel in het Westland gebruikte als ruilmiddel voor een pakje boter.

 

Als kind was ik een slechte eter. Tot grote zorgen van mijn moeder. Was er eindelijk te eten, at ik niet! Maar nu ben ik een lekkerbek. Ik hou zó van lekker eten en ik geniet van het geven van etentjes. Vrijheid zit ‘m ook in kunnen delen met anderen. Van eten, tijd en energie. Ik heb gewoon heel veel over. Maar ik laat me niet leegslurpen hoor.

 

Een heleboel mensen vertrouwen niet meer op zichzelf. Er zijn psychologen nodig die hen een spiegel voorhouden en naar zichzelf laten kijken. Niet qua uiterlijk natuurlijk, maar echt kijken: wie ben je en wat drijft je? Er wordt maar weinig naar binnen gekeerd. Dat is denk ik waarom er oorlogen bestaan. Mensen die de macht grijpen en niet meer naar zichzelf kijken. The old boys network houdt elkaar de hand boven het hoofd. Politiek lijkt alleen nog een spel van buitenkant, achterkamertjes en onenigheid. Waar is het idealisme?

 

Ik ben gewoon een gelukkig mens. Dat zit in je genen denk ik. En in de vrijheid die we kennen en die mij, mijn kinderen en kleinkinderen niet beperkt om iedere dag weer te doen wat we willen. 

496A6931-Anne Reitsma Fotografie-20250318.jpg

JAN VAN DER ZALM

Ik ben nog net een oorlogskindje. Het enige wat ik van de oorlog heb gemerkt is dat ik geen sterke baby was. Maar goed, mijn moeder had ook nauwelijks te eten. Dus gek is dat niet. 

 

Mijn ouders zijn de oorlog goed doorgekomen. Daarna werd er nooit over gesproken. En niemand vroeg er ook naar. Zo van: ‘ze zijn goed de oorlog doorgekomen, waarom zouden we ons druk maken?’ Maar dat was een hele andere tijd. Men praatte er niet over.

 

Mijn ware vrijheid vond ik in de rallysport. Niet op een circuit – dat voelde te begrensd. Nee, ik wilde samen met mijn kaartlezer in een auto mijn eigen route vinden. Vrijheid is zelf je route bepalen, niet gedwongen worden. Als ondernemer wilde ik ook nooit onder een paraplu werken. Laat mij het zelf uitzoeken. Al ben ik niet eigenwijs hoor, ik vraag gerust advies.

 

Dat gevoel van vrijheid werd me plots ontnomen toen ik mijn auto moest opgeven door slechtziendheid. Een oog deed het al jaren niet. En daarvoor had ik een nieuw rijexamen gedaan om mijn rijbewijs te vernieuwen. Daar heb ik zes weken gebruik van kunnen maken en toen hield het op. Ik reed recht over de rotonde in plaats van eromheen. Toen zei ik: ‘ik ben uitgereden’. 

 

Je levert zo veel vrijheid in als je niet meer goed kunt zien. Maar mijn eigengereidheid komt me nu maar al te goed van pas. Ik hoorde over een instituut in Apeldoorn, waar ze gespecialiseerd zijn in de revalidatie van slechtzienden en blinden. Bij mijn eigen fysio hadden ze hier nooit iets over verteld. Toen ben ik met mijn gezin zelf naar de open dag gegaan. Nu ben ik daar 22 weken aan het revalideren en leer ik hoe ik ondanks mijn beperking mijn eigen vrijheid kan terugpakken.

496A7268-Anne Reitsma Fotografie-20250319.jpg
496A7268-Anne Reitsma Fotografie-20250319.jpg

JOKE VERMAAS DE KRUIJFF

Ik ben geboren in het jaar van de vrijheid. In het Zuidwal ziekenhuis. Ik woog minder dan een kilo suiker en moest in een couveuse, maar die was er niet. Dus werd ik in kranten gewikkeld, met warme kruiken eromheen. Dat heeft me groot gemaakt. 

 

Mijn eerste jaren woonden we in de Schilderswijk, met zijn zevenen in een tweekamerwoning. Later verhuisden we naar Zomerhof, ooit gebouwd als ommuurde controlewoningen voor ‘sociaal onaangepasten. Toen wij er kwamen was de poort open, maar de armoede bleef. 

 

Toch was het een warme wijk. Je kende mekaar. Nu weet ik pas sinds gisteren wie mijn nieuwe buren zijn. Die kindertijd in Zomerhof was echt vrijheid. Alles kon en mocht en die eerste tien jaar waren mijn mooiste tijd. Daarna werd ik in een kindertehuis geplaatst. Ik was moeilijk opvoedbaar en een slecht voorbeeld voor mijn jongere broers en zussen. In het tehuis werd mijn vrijheid beknot.

 

Wat ik eraan heb overgehouden? Beperk me niet in mijn vrijheid, want dan word ik pissig. Ik kom voor mezelf op, ben eigenwijs. Dat moest ook wel, in een achterstandswijk en in het tehuis, anders sneeuwde je onder.

Nu ben ik helemaal vrij. Mijn man is overleden, ik ben niemand verantwoording schuldig. Dat is verdrietig, maar ook een nieuwe - en laatste- fase van vrijheid. Ik eet wanneer ik wil, ik ga waar ik wil, ik leg m’n been op tafel wanneer ik wil.

 

Vrijheid is dat ik zelf de regie heb. Mijn dochter doet het internetbankieren, maar ik wil wél iedere maand een afschrift. Niet omdat ik wantrouw, maar omdat ik erbij wil blijven. Ik wil het zelf in de hand houden, tot het einde.

496A6418-Verbeterd-NR-Anne Reitsma Fotografie-20250318.jpg

COBY VAN DIJK

Wat ik me vooral herinner, is de armoede van vroeger net na de oorlog. Ik ben geboren in de Schilderswijk en opgegroeid in een tijd waarin we dan wel vrij waren, maar geld er niet was. Op mijn vijftiende werd ik van school gehaald om in de koekjesfabriek te werken. Mijn vader vond het onzin dat ik op school leerde koken en schoonmaken. In de fabriek stond ik hele dagen aan een lopende band, keihard te werken voor een paar centen. Maar ja, mijn moeder was blij dat er wat geld binnenkwam.

Toen ik op mijn zeventiende trouwde, kwam ik in een andere wereld terecht. Bij mijn man lag er een laken op bed! Ik kende dat niet van thuis, daar lag ik altijd op het matras zelf. Op mijn eenentwintigste had ik twee kinderen. Dat werd mijn leven. Ik weet niet eens meer hoe ik het allemaal deed in dat kleine huisje met een kolenkachel. Luiers drogen aan een rekje, geen commode, alles handmatig. Maar je deed het gewoon. Je wist niet beter.

 

Hoe meer zelfstandig mijn kinderen werden, hoe vrijer ik me ging voelen. Al maak ik me nog steeds druk om de kinderen hoor. En de kleinkinderen en achterkleinkinderen. Je blijft altijd moeder. Maar ik ben nu vrijer dan ooit joh! Op mijn tachtigste.

 

Wat een rijkdom kennen we tegenwoordig met elkaar. Als ik nu kijk naar mijn kinderen denk ik ‘wat een luxe leven! Dat heb ik allemaal niet gehad!’ Ik waardeer het allemaal des te meer. Hoe rijk ik nu ben. Met mijn AOW, mijn spulletjes om me heen en ik kan nu af en toe eens wat kopen. Dat is óók vrijheid. Ik woon nog altijd in mijn huis in Laak. Mijn kleinzoon woont boven me met zijn gezin, mijn dochter om de hoek. En dat is natuurlijk pas echte rijkdom.

496A6598-Verbeterd-NR-Anne Reitsma Fotografie-20250318.jpg
496A6598-Verbeterd-NR-Anne Reitsma Fotografie-20250318.jpg

WIM DEETMAN

Vrijheid is geen statisch begrip. Het ontwikkelt zich, verandert met de tijd. Vandaag de dag staat alles onder druk. Van binnen en van buiten.

 

De kern van vrijheid ligt in gewetensvrijheid. De overheid heerst niet over het geweten van mensen. Dat is waar Nederland op gebouwd is. Het betekent dat we elkaar de ruimte moeten geven – en die ruimte om gewetensvrijheid te beleven zelf ook moeten opeisen. Deze vorm van vrijheid spitst zich toe op het individu, maar er vloeien een paar zaken uit voort voor de samenleving:

 

Ten eerste moet er gerechtigheid zijn. We moeten ons altijd afvragen: ‘Wordt er op deze manier recht gedaan aan dat wat we hebben bedoeld?’ Ten tweede is er het grondbegrip van gelijke behandeling. We verschillen, maar in de omgang met elkaar hoort geen onderscheid te zijn. Ook een redelijke verdeling van de welvaart is een van die zaken. Geschiedenis toont dat samenlevingen sneuvelen als welvaart ongelijk wordt verdeeld. Als laatste moet je nieuwkomers goed opvangen en ‘anderen’ aanvaarden – en besef dat je zelf ook ‘de ander’ kunt worden in je eigen land. Zoals dat in de Tweede Wereldoorlog gebeurde. Toen was er allerminst sprake van gewetensvrijheid. 

 

De democratische rechtsstaat is er ter wille van de vrijheid. Die hebben we in tachtig jaar uitgebouwd, maar steeds meer verwaarloosd. Het leek een gegeven. Maar we moeten elkaar eraan blijven herinneren waarom democratie zo waardevol is. Dat vraagt om een gezamenlijke overtuiging, een gedeelde inzet.

In mijn tijd als burgemeester van Den Haag was mijn uitgangspunt om ‘Samen stad te zijn.’ Dat betekent gedeelde waarden, iets waarvoor we willen sjouwen. En dat gebeurt in Den Haag: overal nemen mensen initiatieven, zetten ze zich in. Ik behoor dus niet tot de categorie pessimisten. Zodra de urgentie gevoeld wordt, komen mensen in actie.

bottom of page